Foto: Gertjan Kleinpaste
Foto: Gertjan Kleinpaste

Hoeveel tijd vraagt het om bij de pot goud te komen die onder de regenboog klaarstaat voor de eerlijke vinder? Met deze vraag houdt Archibald zich al een leven lang bezig. De fascinatie voor die pot goud onder de regenboog houdt hem in de greep sinds zijn vroegste kindertijd. Sinds de dag waarop zijn moeder hem, op de rand van zijn bed gezeten, erover vertelde.

Zijn ouders zijn al jaren dood. Archibald woont nog altijd in het ouderlijk huis. Een onooglijk arbeidershuisje dat er verveloos en een beetje verwaarloosd bijstaat. Hij verlaat zijn huisje zelden en als hij dat doet, vertrekt hij liefst onopgemerkt. Soms ontmoet hij op de stoep onverwacht toch buurtgenoten. Onlangs vroeg een van hen hem: “Hoelang woont u hier eigenlijk al?” Archibald mompelde zo’n beetje voor zich uit: “sinds mensenheugenis”. Hij staat een beetje te boek als zonderlinge kluizenaar.

Wat sowieso zonderling is aan Archibald is zijn leeftijd. Daarover zegt hij soms tegen zichzelf, een glimlach nauwelijks onderdrukkend, dat Sinterklaas onlangs zijn respectabele leeftijd in vergelijking met Archibald qua levensfase nog zo’n beetje in de puberteit zit. Hoe dat kan? Archibald is de uitvinder van het levenselixer. Elke dag een slokje maakt hem zo goed als onsterfelijk. Zolang hij maar uitkijkt in het verkeer en niet overvallen wordt door een al te heftige ziekte is er weinig dat een doodsbedreiging voor hem vormt.

Met een wat extraverter karakter had de uitvinding van het levenselixer hem wellicht tot de rijkste man op aarde gemaakt, maar geld vormt voor Archibald geen drijfveer. Z’n obsessie voor het volksverhaal van de pot goud aan het einde van de regenboog betreft ook niet het goud zelf. Het bereiken van die magische plek zelf vormt het doel in zijn leven. Al sinds zijn vroegste jeugd droomt hij daarvan. Aanvankelijk had het daarbij het naïeve beeld waarbij hij zichzelf over of vanaf de regenboog zag glijden alsof het een reusachtige glijbaan betrof. Waarbij hij met een harde plof op de grond vlak naast de pot goud zou belanden.

Al gauw begreep Archibald dat het niet zo gemakkelijk zou zijn. Zijn pogingen om dichterbij de regenboog te komen op die zeldzame dagen dat buien en zonlicht het firmament dit kleurrijke natuurverschijnsel openbaarde strandden steeds opnieuw. De snelheid van het vervoermiddel was niet van belang. Evenmin deed het ertoe of hij voor de reis het luchtruim, het water of de rijksweg verkoos. De afstand tussen hemzelf en het reisdoel werd niet of nauwelijks kleiner en de relatief kortstondige verschijning van een regenboog veroorzaakte dat snelheid altijd een cruciale factor was.

De dag dat dit besef volledig tot hem doordrong, besloot Archibald dat hij absoluut iets moest uitvinden om zijn leven aanzienlijk te verlengen. Geruime tijd liet hij de gedachte naar het einde van de regenboog te reizen, varen. Hij richtte zich volledig op de nieuwe uitdaging: een levenselixer. Hij greep het aan als een laatste strohalm om zijn levensdoel ooit nog te bereiken. Jaren achtereen werkte hij, dagelijks slechts onderbroken door een eenvoudige maaltijd en een korte nacht slaap, aan allerhande brouwsels die zijn levensduur aanmerkelijk zouden moeten verlengen. Haaruitval, aanvallen van maagzuur, hevige hoofdpijnen en hartkloppingen overvielen hem regelmatig. De onverklaarbare bijwerkingen van de nog altijd niet werkende receptuur.

Na vijftien jaren was er ineens de doorbraak. Hij ontdekte dat met een druppel van het laatst gemaakte brouwsel een eendagsvlieg het een hele week volhield. Ook bij de testen nadien op ratten en cavia’s bleek de levensduur van die knaagdieren ruim te worden verdubbeld. In een voor hem uitzonderlijk frivool moment van vreugde maakte hij zelfs een rondedansje.

Het was hem eindelijk gelukt invloed uit te oefenen op de tijd die iemand op aarde mag rondlopen. Iets dat hij niet aan de grote klok hing, maar volledig voor zichzelf hield. Met deze gewonnen tijd focuste Archibald zich weer volledig op zijn voornemen het einde van de regenboog te bereiken. Met hernieuwde energie analyseerde hij zijn oude pogingen en bedacht duizend-en-één plannen om zijn doel dichterbij te brengen.

Dat hij het zo verwoordde: “het doel dichterbij brengen”, gaf hem op een zonnige zomeravond het inzicht dat hij dat misschien wel letterlijk moest nemen. Het doel dichterbij brengen. Het doel dichterbij brengen kan zowel in tijd als in ruimtelijke dimensie. Hij realiseerde zich dat het begrip tijd in zijn queeste niets te maken had met de inmiddels aanzienlijke lengte van zijn leven. Dat het veeleer de fractie van een seconde is, waarin je de ruimtelijke dimensie doorklieft. Het besef rijpte dat hij alle voorbije jaren had gezocht naar het snijpunt van ruimte en tijd.

‘Scotty, beam me up’. Voor de honderdste keer keek Archibald naar Startrek. Hij keek ernaar alsof het een documentaire betrof. Een documentaire over de razendsnelle verplaatsing door ruimte en tijd. Archibald was de tel kwijt van het aantal jaren dat hij al op zoek was naar een manier om aan het einde van de regenboog te geraken. Hij was de tel kwijt van het aantal jaren dat hij zijn leven had weten op te rekken met zijn levenselixer. De weerzin nieuwe voorraden van het drankje te brouwen, groeide met het jaar. Met de dag zelfs. Hij was langzaamaan het leven moe. Hij voelde zich de door het Klein Orkest bezongen koning die sprak: “Ik heb geloof ik meer van het eeuwige leven te vrezen.” De koning die vervolgens dapper opstond om de lang geleden gevangen Dood te bevrijden.

Het verlangen naar de dood groeide. Het nam steeds meer ruimte in in zijn hoofd. Het tastte het verlangen het einde van de regenboog te bereiken stukje bij beetje aan. Rusteloosheid nam bezit van hem en soms ook volledige apathie. Dagen gingen voorbij waarop hij op de bank bleef hangen of zelfs zijn bed niet meer uitkwam. Dagen gingen voorbij waarop hij zich van spoorwegviaducten voor een trein wilde werpen. Of blind een snelweg over wilde rennen. Van een kerktoren wilde springen. Aan hem knaagde het gevoel dat hij de eeuwen die hij inmiddels, dankzij zijn wonderbaarlijke elixer, leefde een droom had nagejaagd die zijn leven geen zinvolle invulling had gegeven.

Rondom zijn ouderlijk huis was inmiddels een troosteloze stad verrezen. Zijn huisje stond als een verwaarloosd stulpje uit een ver verleden te midden van moderne flats en strakke nieuwbouwwoningen. De spaarzame keren dat hij zijn huis verliet, keken de mensen hem raar aan. Z’n lange grijze baard en lange grijze haren, de corduroy broek met het geblokte overhemd maakte hem tot een vervaarlijk uitziende vreemde verschijning. De stapel brieven vanuit Gemeenschappelijk Geneeskundige Dienst en de met het vraagstuk van ouderzorg, eenzaamheid en de Wet Matschappelijke Ondersteuning belaste ambtenaren groeide en groeide. Aanvankelijk maakte hij de brieven nog wel eens open. De schrijvers nodigden zichzelf uit achter de voordeur. De toon werd bezorgder en de wens hem thuis te bezoeken nam met de maand toe.

De uitgedijde stad had het decor van de regenboog in de loop der jaren enorm veranderd. Het einde van de regenboog ging steeds vaker schuil achter de silhouetten van de enorme flats. Het deed afbreuk aan de magie die hij er als jongeman altijd bij voelde. Maar ‘jong’ lag al zolang achter hem. Hij voelde zich niet alleen oud; hij was ook stokoud.

In een ultieme poging zijn doel te realiseren had hij een apparaat gebouwd dat veel leek op die wonderlijke machine waarmee de Startrek-crew zich moeiteloos door ruimte en tijd wist te verplaatsen. Hij had het bouwsel inmiddels getest. Appels had hij geteleporteerd. Naar een andere ruimte en tijd en naar een andere dimensie. Een zwerfkat uit de buurt onderging hetzelfde lot. Het dier kwam bijna heelhuids terug. Het miste bij terugkeer het puntje van de staart.

De machine leek al met al redelijk goed te werken. Hij was erin geslaagd de coördinaten van alle mogelijke bestemmingen nauwkeurig te bepalen. Ook voor het einde van de regenboog wist hij 2xPixR inmiddels driedimensionaal toe te passen. Vanuit het hoogste punt beredeneerd kon hij exact instellen waar de regenboog de horizon raakte. Het wachten was na al deze inspanningen op een mooie dag met zon en liever hier dan daar een bui. Een dag waarop een fraaie regenboog de hemel zou opvrolijken.

Geloof het of niet, maar op een mooie dag in juni, de dag waarop hij eeuwen geleden voor het eerst het levenslicht zag, verscheen de mooiste regenboog die hij ooit had aanschouwd. Archibald berekende als een razende de coördinaten, voerde die in en ging op zijn gammele keukenstoel in de machine zitten. Hij sloeg met kracht op de startknop. In een kort, maar duizelingwekkend moment omgeven door lichtflitsen in alle kleuren van de regenboog ging hij voort door ruimte en tijd. Met een smak viel hij op de grond te midden van het zachtste en mooiste licht dat hij ooit had aanschouwd. Rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet. Hij wist het zeker. Na al die jaren, alle eeuwen die hij in dienst had gesteld van dit moment was hij precies waar hij een leven lang had willen zijn. Hij stond op en lachte en liep naar het exacte midden. Daar waar het groene licht net feller is dan de andere zes kleuren. Daar stond een grote pot. Bijna manshoog. Hij omarmde de pot en rekte zich uit, Op zijn tenen staand, kon hij net in de pot kijken. Maar… maar… die pot was leeg. Aan het einde van de regenboog staat wel een pot, maar niet gevuld met goud! Hij zeeg neer, zijn adem stokte. Zijn levensdoel had hij bereikt. Hij strekte zich uit op de grond en blies zijn laatste adem uit. Zonder dat hij de wereld ooit had kunnen vertellen dat zich aan het einde van de regenboog de mooiste plek bevond die híj ooit had gezien, maar dat je er voor goud echt niet naartoe hoeft.

(Dit verhaal schreef ik afgelopen cursusjaar als opdracht bij de studie ‘Nederlands Tweedegraads’. Ik hoop dat mensen het met plezier lezen).