Vandaag viert Nederland Keti Koti, de herdenking dat op 1 juli 1863 in Suriname en de toenmalige Nederlandse-Antillen de slavernij werd afgeschaft. Wel moesten de ex-slaven nog tien jaar gedwongen, tegen betaling, op de plantages blijven werken. Het is goed dat deze gebeurtenis jaarlijks wordt herdacht en dat aandacht wordt besteed aan het slavernijverleden, maar het is ook tekenend dat vrijwel niemand ooit rept over 1 januari 1860. Toen kwam er formeel een einde aan de slavernij in Nederlands-Indië.

Formeel, want in de praktijk bleven allerlei vormen van slavernij in de Oost gewoon bestaan, zo toont ons bijvoorbeeld het onderzoek naar de behandeling van zogenaamde koelies op Sumatra, in het bijzonder in de landstreek rond Deli. De studies van historicus Reggy Baay tonen ook het bestaan van die informele, maar niet minder werkelijke, slavernij aan. Merkwaardig dat aan de slavernij in de Oost, die naar het zich laat aanzien veelomvattender en (informeel) langduriger was dan in de West, pas in de afgelopen jaren meer aandacht wordt besteed. Misschien komt dat mede door de zwijgcultuur binnen de Nederlands-Indische gemeenschap, die met het langzaam verdwijnen van de oudere generaties eindelijk wordt doorbroken, terwijl de Caraïbische gemeenschap veel duidelijker van zich laat horen.

Tijdens mijn studie geschiedenis kwam ik aardig wat te weten van de slavernij in Oost en West, omdat een van mijn specialisaties de geschiedenis was van wat toen nog de ‘overzeese gebiedsdelen’ werd genoemd. Ik maakte ondermeer kennis met Wij slaven van Suriname van Anton de Kom, een boek dat al bijna vijftig jaar in mijn bezit is, en Koelies, planters en koloniale politiek van Jan Breman, dat ook al jaren in mijn studeerkamer staat. In dat boek is het zogenaamde Rhemrevrapport opgenomen, waarin de vele gruwelijke behandelingen van Javaanse koelies door Nederlandse planters op Sumatra is gedocumenteerd.

Kortom, veel was in de jaren zeventig al bekend, maar er werd te weinig mee gedaan. Het lijkt me belangrijk dat het onderzoek naar ons koloniale verleden doorgaat, met alle nuances die de geschiedenis kent. Als dat onderzoek maar met de nodige wetenschappelijke distantie wordt verricht en niet ten prooi valt aan de activistische neigingen die sommige deelnemers aan het debat over het koloniaal verleden lijken aan te kleven.

Afbeelding: Brownsberg, Suriname. Voormalig Prinses Marijke Kampement van de Troepenmacht in Suriname (TRIS). Foto: Kees Klok